Flebologie, de leer der veneuze ziekten, is een medisch specialisme dat vooral wordt beoefend door dermatologen, chirurgen, algemene artsen, angiologen en internisten. In de Benelux bestaat geen titelbescherming noch een formele opleiding voor dit deel van de geneeskunde. Socio-economisch is de flebologie van eminent belang. Een op de acht volwassenen heeft duidelijk tekenen van veneuze insufficiëntie. Ruim 140.000 inwoners van de Benelux lijden aan een ulcus cruris. Voorts zijn er nog de vele patiënten met varices en posttrombotische klachten. De morbiditeit van veneuze ziekten is hiermee van niet te onderschatten belang, zowel wat betreft de kosten als het verlies van kwaliteit van leven van de betrokkenen. Bovendien worden veel kosten veroorzaakt door arbeidsverzuim ten gevolge van veneuze ziekten. In de chirurgie wordt meer geld uitgegeven aan veneuze ziekten dan aan arterieel vaatlijden. De belangstelling voor de veneuze vaatchirurgie is helaas omgekeerd evenredig aan dit maatschappelijke probleem.
In 1988 verscheen Flebologie in kort bestek, dat een ongekend succes heeft gehad. Met het huidige Leerboek flebologie beoogt de redactie een overzicht te bieden van de stand van zaken aan het begin van het derde millennium in dit maatschappelijk zo relevante en medisch zo interessante gebied van de geneeskunde. In het decennium volgend op Flebologie in kort bestek hebben zich een aantal relevante doorbraken voorgedaan. Zo is de ultrasone kleurenduplex gemeengoed geworden. Voor de diagnostiek van diepe veneuze trombose, anatomische afwijkingen en refluxdetectie is duplex de gouden standaard geworden. Venen worden niet meer gezien als pijpen waardoor het bloed moet stromen, maar de ogen zijn geopend om de interactie tussen bloedcellen en het endotheel te bestuderen. De klinische symptomatologie van de veneuze insufficiëntie is grotendeels een reflectie van de verstoorde microcirculatie. Veranderingen in het endotheel brengen het mechanisme van zowel ‘white cell trapping’ als microvasculaire stolling op gang, processen die een cruciale rol spelen bij de klinische beelden dermato- et liposclerose, atrophie blanche en ulcus cruris. De interactie tussen het complexe mechanisme in de endotheelcel en de extracellulaire matrix heeft eveneens de aandacht van wetenschappers getrokken. Ten slotte is gebleken dat wereldwijd, met vrij onverwacht de Verenigde Staten voorop, een duidelijk toegenomen belangstelling is ontstaan voor de flebologie door de medicus practicus. Nieuwe verenigingen, die wereldwijd aan het einde van de twintigste eeuw werden opgericht, zijn hiervan een duidelijke uiting.
De eerste flebologische publicatie vinden we in de ‘Ebers papyrus’, die al in 1550 voor Christus werd geschreven. Vanaf deze datum komen we regelmatig de flebologie tegen in de klassieke literatuur, in de vorm van een mededeling of een illustratie. Praxagoras uit Kos was waarschijnlijk degene die de eer ten beurt viel om door middel van postmortaal onderzoek te ontdekken dat venen en arteriën verschillend zijn. In de venen vond hij bloed en in de arteriën lucht. Zo kunnen we vanaf 1550 voor Christus tot heden vele citaten aanhalen waardoor de geschiedenis van het veneuze stelsel inzichtelijk wordt. Opvallend hierbij is dat vele belangrijke ontdekkingen, bijvoorbeeld de kuitspierpomp, al zo vroeg zijn gedaan: Richard Lower beschrijft dit fraai in zijn boek uit 1670.1
Het laatste decennium heeft de flebologie een geweldige wetenschappelijke impuls gekregen. De landen met een klassieke rijke flebologische historie, zoals Frankrijk, Zwitserland en Duitsland, bedreven dit specialisme gestoeld op ervaring en kennisoverdracht van leermeester naar gezel. Mede onder invloed van een meer Angelsaksische denkwijze en het streven naar doelmatigheid in de gezondheidszorg is evidence-based medicine doorgedrongen in de flebologie. Mede hierdoor zijn tijdschriften die plaats inruimen voor flebologische artikelen (VASA, Dermatological Surgery, Vascular Surgery, Phlebologie en Phlebology) nu opgenomen in Current Contents en tellen ze mee in de Citation Index. Dit leidt tot meer erkenning voor wetenschappers die hun onderzoek hebben gericht op de flebologie. Het vakgebied flebologie is veel meer dan spataderen en open benen.
Uit de samenstelling van dit boek kan de lezer opmaken dat er vele raakvlakken tussen de flebologie en andere disciplines bestaan. Het voor u liggende boek beoogt geenszins compleet te zijn, maar wel een overzicht te bieden van de hedendaagse flebologische kennis en kunde. Het is speciaal geschreven met het idee dat de verbinding tussen theorie en praktijk zo klein mogelijk moet zijn. De auteurs hopen dat dit boek hierdoor de aandacht krijgt van de vele artsen die regelmatig worden geconfronteerd met patiënten die (mede) lijden aan stoornissen van het veneuze vaatstelsel.
Mede namens de redactie,
Prof. dr. H.A.M. Neumann
Literatuur
1. Lower R. Tractatus de corde item de motu et colore sanguinis et chyli eum transitu. Londen: Allestry, 1670